(MODAL) AUXILIARIES/AUXILIARY VERBS ((MODALE) HULPWERKWOORDEN)
Bekijk hieronder tot op welk niveau je de uitleg zou moeten bekijken...
|
LINKS Ga naar alle verschillende soorten oefeningen over dit grammatica-onderwerp Bekijk ook Question Tags (Aangeplakte Vragen) |
A1
A1
A1+
Hulpwerkwoorden zijn werkwoorden die andere werkwoorden letterlijk helpen om hun betekenis verder aan te geven.
Can/Can't
Je gebruikt "can/can't/cannot" om mogelijkheid aan te geven. "Can" is voor toestemming, "can't" voor het weigeren van toestemming. Als je "can't" voluit schrijft is het één woord: cannot.
You can use my pen if you want
You cannot cycle comfortably without a saddle
Have to/Don't have to/Do not have to
Je gebruikt "have to/don't have to/do not have to" om aan te geven dat iets wel of niet verplicht of nodig is (vaak vanuit andere mensen of authoriteiten).
Je kunt zowel "have to" als "don't have to" gebruiken als synoniem voor "must" en, in tegenstelling tot "must", gebruiken voor andere werkwoordstijden dan de tegenwoordige tijd (want "must" is altijd tegenwoordige tijd).
OTT/Present simple: You have to clean your room (you must clean your room)
OVT/Past simple: You had to clean your room (kan niet met een vorm van "must")
VTT/Present perfect: You have had to clean your room (kan niet met een vorm van "must")
VVT/Past perfect: You had had to clean your room (kan niet met een vorm van "must")
Met een hulpwerkwoord: You will have to clean your room (kan niet met een vorm van "must")
Should/Shouldn't/Should not
Je gebruikt "should/shouldn't/should not" om advies of aanbevelingen te geven:
You shouldn't run with scissors
You should keep your eyes open while you're driving a car
Must/Mustn't/Must not
Je gebruikt "must" bij regels en verplichtingen, "mustn't/must not" bij dingen die verboden zijn, waarbij die vaak vanuit jezelf komen.
I must remember not to step into dog poo again!
Je gebruikt "must" ook als je advies of aanbevelingen geeft of vraagt.
You must do your homework if you want to graduate
Must I do these exercises or the other ones?
Bij algemenere vragen gebruik je "have to" i.p.v. "must".
Do I have to do the dishes?
A2
Will/Won't/Will not
Je gebruikt "will/won't/will not" als je het hebt over de toekomst, of voorspellingen doet: Peter will go home later today; The president will lose the elections.
A2+
Voltooide en toekomende tijd van sommige hulpwerkwoorden
Hulpwerkwoorden kunnen niet zomaar worden vervoegd. De volgende zinnen zijn daarom fout...
He has can swim since he was two years old(hulpwerkwoord heeft geen voltooide tijd)
Peter musted go to the party yesterday(hulpwerkwoord heeft geen verleden tijd)
He will may go to the club tomorrow(hulpwerkwoord heeft geen toekomende tijd)
In de voorbeelden hierboven is sprake van "kunnen", "moeten" en "mogen". Om toch toekomende, voltooide en verleden tijd uit te kunnen drukken gebruiken Engelsen respectievelijk vormen van "to be able to", "to have to" en "to be allowed to":
He has been able to swim since he was two years oldPeter had to go to the party yesterday
He will be allowed to go to the club tomorrow
B1
May/Might
Je gebruikt "may/might" by voorspellingen die ongeveer 50% kans van uitkomen hebben. Bij "may" is de kans groter dan bij "might".
The family may go camping
The whole class might fail their exams
Shall
Je gebruikt "shall" als je het hebt over specifieke wetten of regels, dingen die gaan gebeuren of gaan bestaan, of beloftes voor de toekomst.
You shall abide by the law (specifieke regel)
You shall not pass! (iets wat (niet) gaat gebeuren)
I shall be here at seven tomorrow (belofte voor de toekomst)
Bovendien gebruik je "shall" als je vragen stelt over de toekomst waarbij het gaat om "I" of "we".
Shall we dance?Will we dance?
Shall I read that book?Will I read that book?
B1+
Modale vs Normale (Niet Modale) Hulpwerkwoorden
Sommige hulpwerkwoorden heten modale hulpwerkwoorden. Dit zijn "can", "may", "will", "shall", "must" en "ought". Ze hebben als eigenschappen dat ze geen uitgang voor de derde persoon enkelvoud hebben, maar ook geen infinitief en geen deelwoorden. "Could", "might", "would" en "should" zijn ook modale hulpwerkwoorden, maar die hoeven eigenlijk niet apart te worden genoemd omdat het de verleden tijden van "can", "may", "will" en "shall" zijn.
"To have", "to be" en "to do" zijn normale (geen modale) hulpwerkwoorden die ook als normaal werkwoord kunnen worden gebruikt.
John is tall ("is" is geen hulpwerkwoord maar het hoofdwerkwoord)
John is cycling ("is" is wel een hulpwerkwoord dat helpt de present continuous te maken)
Wanneer "to have" bezit aangeeft is het geen hulpwerkwoord.
John has a guitar ("has" is geen hulpwerkwoord, want het geeft bezit aan)
John has left the building ("has" is wel een hulpwerkwoord, want het helpt de OTT/present perfect te maken)
Ought to/Had('d) better
Ought to = Had better = hetzelfde als "should" (let op: ontkennend is "ought not to" / "had better not", in question tags wordt "ought to" "oughtn't" en valt "to" weg).
He ought to go away right now, oughtn't he?He had better go away right now, hadn't he?
Modale hulpwerkwoorden bij beschouwing en gevolgtrekking in de TEGENWOORDIGE tijd
Als je bijna 100% zeker weet dat iets waar is gebruik je must.
She must be good at maths because she always gets a 10
Als je niet helemaal zeker bent (ongeveer 50:50) gebruik je may/might/could/may not/mightn't/couldn't.
She may be good at maths but I don't really know
Als je bijna 100% zeker weet dat iets NIET waar is gebruik je can't.
He can't be good at basketball because he is quite small
Als je 100% zeker weet dat iets niet waar is gebruik je gewoon de present simple.
He is not good at basketball.
Modale hulpwerkwoorden bij beschouwing en gevolgtrekking in de VERLEDEN tijd
Als je bijna 100% zeker weet dat iets waar was gebruik je must have.
She must have been happy because she smiled a lot
Als je niet helemaal zeker was (ongeveer 50:50) gebruik je may have/might have/could have/may not have/mightn't have.
She may have been good at maths but I didn't really know
Als bijna 100% zeker weet dat iets NIET waar was gebruik je can't have/couldn't have.
He couldn't have been good at basketball because he was quite small
Als je 100% zeker weet dat iets niet waar was gebruik je de past simple.
He was not good at basketball
B2
Need & Dare
"Need" en "dare" zijn semi-modale hulpwerkwoorden (want ze hebben de bij B1+ genoemde eigenschappen van modale hulpwerkwoorden niet). Ze kunnen ook als "gewoon" werkwoord worden gebruikt.
How dare you!He daren't go there -- He dares not to go there (mag allebei)
It need not happen today -- It doesn't need to happen today (mag allebei)
You need to rescue your sister from drowning right now!
Used to & Going to
Sommige werkwoorden die je vast al eens eerder hebt gezien zijn ook hulpwerkwoorden:
Used to (=vroeger wel, maar nu niet meer)
He used to live here
Going to = bijna hetzelfde als "will"
He is going to America next summer
Modale hulpwerkwoorden van verplichting, verbod en advies in de verleden tijd
Als je verplichting, verbod of advies in de verleden tijd aan wilt geven kan dat met...
Had to:
His mum told him he had to eat his vegetables
Didn't have to:
The teacher told her she didn't have to do the final exercise in the chapter
Needed to:
His mum told him he needed to eat his vegetables
Didn't need to:
The teacher told her she didn't need to do the final exercise in the chapter
Needn't have + voltooid deelwoord:
The teacher told her she needn't have made that exercise (maar ze heeft het al wel gedaan, dus het is al te laat)
Wasn't/weren't allowed to:
You weren't allowed to eat the chocolate bar, it was for your mom's birthday
Couldn't:
You couldn't show a nipple on US television in the late 1990s
Shouldn't have/should have/ought (not) to have + voltooid deelwoord:
You shouldn't have pushed that button; you ought not to have pushed that button (advice over het verleden, dus het is al te laat)
B2+
Veel hulpwerkwoorden hebben als eigenschap dat ze zinnen vriendelijker maken. Vergelijk:
Go away! -- You should go awayI want you to do your homework -- You should do your homework
Peter was the guy who did it -- Peter could be the guy who did it
Een volledig overzicht van waarvoor bepaalde hulpwerkwoorden kunnen worden gebruikt:
Suggestions (suggestie): would, might, could[n't], should, can
Permission (toestemming): can, may, could, might
Obligation (verplichting): should, ought to, (have to), (must)
Probability (waarschijnlijkheid): might, may, could, can, should, ought to, (must)
Possibility (mogelijkheid): might, may, could, can
Invitations (uitnodiging): will, (bij 1e persoon enkelvoud (I) of meervoud (we): shall), can, could, would
Be supposed to
Je gebruikt "be supposed to" wanneer iemand zich op een bepaalde manier zou moeten gedragen, vooral volgens authoriteiten.
You are supposed to be at school when the first lesson starts
Well
Je kunt "well" toevoegen na may/might/could in bevestigende zinnen om aan te geven dat er een grotere mogelijkheid is.
He may well pass his exam with flying colours
Had Better vs Would Rather
"Had better/'d better" geeft advies.
You'd better (= You had better) not drop a stick of dynamite in a fire
"Would rather/'d rather" geeft voorkeur aan.
I'd rather (= I would rather) not smell peanut butter because I think it's disgusting
C1
Must is Forever Alone
De meeste modale hulpwerkwoorden hebben een tegenwoordige en verleden tijd (can/could, will/would, shall/should, may/might), maar "must" heeft dat niet. "Must" was vroeger de verleden tijd, "mote" was de tegenwoordige tijd. Het heeft van ongeveer 1300 tot tegen 1800 geduurd voor dit proces was afgerond. Vanaf toen was "Must" Forever Alone (FIL!).
C2
C2