CAUSATIVES (CAUSATIEVEN)


Bekijk hieronder tot op welk niveau je de uitleg zou moeten bekijken...

Als je op begin brugklas niveau zit: bekijk t/m A1
Als je op 1HM niveau zit: bekijk t/m A1+
Als je op 2M of 1AH niveau zit: bekijk t/m A2
Als je op 2HM niveau zit: bekijk t/m A2+
Als je op 2AH, 3M, 3H of 4M niveau zit: bekijk t/m B1
Als je op 3A niveau zit: bekijk t/m B1+
Als je op 4H, 4A of 5H niveau zit: bekijk t/m B2
Als je op 5A niveau zit: bekijk t/m B2+
Als je op 6A niveau zit: bekijk t/m C1
Als je ook boven 6A niveau wilt zien: bekijk t/m C2

LINKS

Ga naar alle verschillende soorten oefeningen over dit grammatica-onderwerp

A1


A1

A1+


A1+

A2


A2

A2+


A2+

B1


B1

B1+


B1+

B2


B2

B2+


Causatief betekent letterlijk veroorzakend. Het gaat hier over causatieve werkwoorden, die het laten gebeuren van een actie uitdrukken. We gebruiken ze om aan te geven wanneer iemand iets voor ons doet, vaak tegen betaling. Dit kan worden vormgegeven op verschillende manieren:

Onderwerp + have/get + lijdend voorwerp + voltooid deelwoord + (agent).

He had his computer fixed (by a friend)

Deze constructie kan ook worden gebruikt om aan te geven dat iets onplezierigs is gebeurd.
John had his phone stolen last night

Onderwerp + have/make + agent + infinitief.
He had his friend fix his computer

Onderwerp + get + agent + to + infinitief.
He got his friend to fix his computer

De versie met get is minder formeel dan de versie met have. Een versie met make geeft aan dat iemand min of meer wordt gedwongen iets te doen.
I made him clean my toilet with a toothbrush

Er zijn nog twee andere werkwoorden die strikt genomen niet causatief zijn, maar wel soortgelijke zinsstructuren gebruiken. Dit zijn let en help.
Peter let me borrow his pen
Peter helped me to find his pen

C1


C1

C2


C2

14-12-2020 - 30-01-2021