CAUSATIVES (CAUSATIEVEN)
Bekijk hieronder tot op welk niveau je de uitleg zou moeten bekijken...
|
LINKS Ga naar alle verschillende soorten oefeningen over dit grammatica-onderwerp |
A1
A1
A1+
A1+
A2
A2
A2+
A2+
B1
B1
B1+
B1+
B2
B2
B2+
Causatief betekent letterlijk veroorzakend. Het gaat hier over causatieve werkwoorden, die het laten gebeuren van een actie uitdrukken. We gebruiken ze om aan te geven wanneer iemand iets voor ons doet, vaak tegen betaling. Dit kan worden vormgegeven op verschillende manieren:
Onderwerp + have/get + lijdend voorwerp + voltooid deelwoord + (agent).
He had his computer fixed (by a friend)
Deze constructie kan ook worden gebruikt om aan te geven dat iets onplezierigs is gebeurd.
John had his phone stolen last night
Onderwerp + have/make + agent + infinitief.
He had his friend fix his computer
Onderwerp + get + agent + to + infinitief.
He got his friend to fix his computer
De versie met get is minder formeel dan de versie met have. Een versie met make geeft aan dat iemand min of meer wordt gedwongen iets te doen.
I made him clean my toilet with a toothbrush
Er zijn nog twee andere werkwoorden die strikt genomen niet causatief zijn, maar wel soortgelijke zinsstructuren gebruiken. Dit zijn let en help.
Peter let me borrow his pen
Peter helped me to find his pen
C1
C1
C2
C2