IRREGULAR VERBS (ONREGELMATIGE WERKWOORDEN)


Bekijk hieronder tot op welk niveau je de uitleg zou moeten bekijken...

Als je op begin brugklas niveau zit: bekijk t/m A1
Als je op 1HM niveau zit: bekijk t/m A1+
Als je op 2M of 1AH niveau zit: bekijk t/m A2
Als je op 2HM niveau zit: bekijk t/m A2+
Als je op 2AH, 3M, 3H of 4M niveau zit: bekijk t/m B1
Als je op 3A niveau zit: bekijk t/m B1+
Als je op 4H, 4A of 5H niveau zit: bekijk t/m B2
Als je op 5A niveau zit: bekijk t/m B2+
Als je op 6A niveau zit: bekijk t/m C1
Als je ook boven 6A niveau wilt zien: bekijk t/m C2

LINKS

Ga naar alle verschillende soorten oefeningen over dit grammatica-onderwerp

Hier vind je een Irregular Verbs quiz - ook al bestaat die niet uit precies dezelfde onregelmatige werkwoorden als die je voor school moet leren
Complete lijst van onregelmatige werkwoorden - wel veel meer dan je er voor school hoeft te kennen ;-)
Bekijk hier een rap om irregular verbs te leren

A1


A1

A1+


Werkwoorden hebben verschillende vormen voor de tegenwoordige tijd, verleden tijd en het voltooid deelwoord, zoals in het Nederlands bijvoorbeeld lopen (tegenwoordige tijd), liep (verleden tijd) en gelopen (voltooid deelwoord). In het Engels is dat ook. Bij regelmatige werkwoorden worden zowel de verleden tijd als het voltooid deelwoord worden gemaakt door ed achter de stam te zetten.
Er zijn ook zogenaamde onregelmatige werkwoorden, waarbij de verleden tijd en het voltooid deelwoord op een andere manier worden gemaakt. Daar gaat deze pagina over. De enige manier om ze goed te kunnen gebruiken is ze uit het hoofd te leren. Je leert dan de tegenwoordige tijd met "to" ervoor (1e kolom), verleden tijd (2e kolom) en het voltooid deelwoord (3e kolom).

Lijst van de onregelmatige werkwoorden

Je kunt ze uit dit document kopiéren en plakken als je ze elders wilt oefenen of flash cards wilt maken...

to be - was/were - been = zijn; worden
to beat - beat - beaten = (ver)slaan
to become - became - become = worden
to bet - bet - bet = wedden
to bind - bound -bound = binden
to bite - bit - bitten = bijten
to blow - blew - blown = blazen; waaien
to break - broke - broken = breken
to bring - brought - brought = brengen
to broadcast - broadcast - broadcast = uitzenden
to build - built - built = bouwen
to burn - burnt - burnt = (ver)branden
to buy - bought - bought = kopen
to catch - caught - caught = vangen
to choose - chose - chosen = kiezen
to come - came - come = komen
to cost - cost - cost = kosten
to cut - cut - cut = snijden; knippen
to deal - dealt - dealt = zaken doen; (uit)delen
to dig - dug - dug = graven
to do - did - done = doen
to draw - drew - drawn = trekken; tekenen
to drink - drank - drunk = drinken
to drive - drove - driven = (aan)drijven; rijden (auto)
to eat - ate - eaten = eten
to fall - fell - fallen = vallen
to feed - fed - fed = (zich) voeden; voeren
to feel - felt - felt = (zich) voelen
to fight - fought - fought = vechten
to find - found - found = vinden
to flee - fled - fled = vluchten
to fly - flew - flown = vliegen
to forget - forgot - forgotten = vergeten
to forgive - forgave - forgiven = vergeven
to freeze - froze - frozen = (be)vriezen
to get - got - got = krijgen; worden
to give - gave - given = geven
to go - went - gone = gaan
to grow - grew - grown = groeien; worden
to hang - hung - hung = hangen
to have (got) - had - had = hebben
to hear - heard - heard = horen
to hide - hid - hidden = (zich) verbergen
to hit - hit - hit = slaan; raken
to hold - held - held = (vast)houden
to hurt - hurt - hurt = pijn doen
to keep - kept - kept = houden; bewaren
to know - knew - known = weten; kennen
to lay - laid - laid = leggen
to lead - led - led = leiden
to learn - learnt - learnt = leren
to leave - left - left = (ver)laten
to let - let - let = laten; verhuren
to lie - lay - lain = liggen
to lose - lost - lost = verliezen
to make - made - made = maken
to mean - meant - meant = bedoelen; betekenen
to meet - met - met = ontmoeten
to pay - paid - paid = betalen
to put - put - put = zetten; leggen
to quit - quit - quit = ophouden (met)
to read - read - read = lezen
to ride - rode - ridden = rijden (fiets/paard)
to ring - rang - rung = (op)bellen
to rise - rose - risen = opstaan; stijgen
to run - ran - run = rennen
to say - said - said = zeggen
to see - saw - seen = zien
to sell - sold - sold = verkopen
to send - sent - sent = (ver)zenden; (ver)sturen
to set - set - set = zetten; plaatsen; instellen
to shake - shook - shaken = schudden
to shoot - shot - shot = schieten
to show - showed - shown = tonen; laten zien
to shut - shut - shut = sluiten; dichtdoen
to sing - sang - sung = zingen
to sit - sat - sat = zitten
to sleep - slept - slept = slapen
to smell - smelt - smelt = ruiken
to speak - spoke - spoken = spreken
to spell - spelt - spelt = spellen
to spend - spent - spent = doorbrengen; uitgeven
to spit - spat - spat = spugen
to split - split - split = splijten
to spring - sprang - sprung = (op)springen
to steal - stole - stolen = stelen
to stand - stood - stood = staan
to stick - stuck - stuck = plakken
to strike - struck - struck = slaan; staken
to swear - swore - sworn = zweren; vloeken
to sweep - swept - swept = vegen
to swim - swam - swum = zwemmen
to take - took - taken = nemen; brengen
to teach - taught - taught = onderwijzen
to tear - tore - torn = scheuren
to tell - told - told = zeggen; vertellen
to think - thought - thought = denken
to throw - threw - thrown = gooien
to understand - understood - understood = begrijpen; verstaan
to wake - woke - woken = wakker maken/worden
to wear - wore - worn = dragen (kleding)
to win - won - won = winnen
to write - wrote - written = schrijven

Makkelijk door de war te halen:

to lay - laid - laid = leggen ("doen liggen" = "to cause to lie")
to lie - lay - lain = liggen

to fall - fell - fallen = vallen ("doen voelen" = "cause to feel")
to feel - felt - felt = voelen

to flee (fly) - fled - fled = vluchten ("doen vliegen" = "cause to fly")
to fly - flew - flown = vliegen

Makkelijk fout te spellen:

De vormen die in de verleden en voltooide tijd eindigen op -ought of -aught worden vaak door de war gehaald.

De regel: Als de infinitief een "a" heeft krijgt je -aught, anders -ought

to catch - caught - caught = vangen

to buy (geen "a" erin) - bought - bought = kopen

A2


A2

A2+


A2+

B1


Regelmatig en onregelmatig (b.v. burn vs burnt):

Sommige onregelmatige werkwoorden hebben ook een regelmatige vorm. Dit is het geval bij de volgende werkwoorden:

burned, burnt
dreamed, dreamt
kneeled, knelt
leaped, leapt
leaned, leant
learned, learnt
smelled, smelt
spelled, spelt
spilled, spilt
spoiled, spoilt

De regelmatige versie zie je het meest in het Amerikaans Engels, de onregelmatige versie in het Brits Engels. Een officieuze regel is dat je in het Brits de -ed versie gebruikt als je wilt uitdrukken dat iets langere tijd duurt, de -t versie als het kort duurt.

The fire burned for days
(het duurt langere tijd, de actie is belangrijk)
Carol burnt her finger on the stove
(het duurde niet lang, de actie is voorbij)

Bij toetsen met onregelmatige werkwoorden altijd de onregelmatige versie gebruiken :-)

B1+


B1+

B2


Het verschil tussen "hung" en "hanged":

De regelmatige versie (to hang - hanged - hanged) gebruik je in de betekenis van "ophangen tot de dood volgt" (bijvoorbeeld aan een galg). In alle andere betekenissen gebruik je de onregelmatige versie (to hang - hung - hung).

They hung the meat above the fire to fry.
The murderer was hanged in 1967.

Het verschil tussen "dived" en "dove":

De regelmatige versie (to dive - dived - dived) wordt gebruikt in Brits Engels, de onregelmatige (to dive - dove - dived) wordt gebruikt in Amerikaans Engels.

Het verschil tussen "shined" en "shone":

Hier is een betekenisverschil. De regelmatige versie (to shine - shined - shined) betekent hetgene wat je doet als je bijvoorbeeld zilver oppoetst; de onregelmatige versie (to shine - shone - shone) geeft aan wat de zon en andere sterren doen.

He shined his shoes with some black shoe polish.
Yesterday, the sun shone all day. It was really hot!

Het verschil tussen "spat" en "spitted":

Hier is een betekenisverschil. De regelmatige versie (to spit - spitted - spitted) is wat je doet als je vlees aan het spit spietst of je iemand met een degen/zwaard/mes doorboort. De onregelmatige versie (to spit - spat - spat) betekend "spugen".

B2+


Er zijn veel meer onregelmatige werkwoorden dan die je op school hoeft te leren (zie de link hier rechtsboven). Een tip: Wanneer een onbekend onregelmatig werkwoord blijkt te bestaan uit een voorvoegsel en een werkwoord dat je wel herkent (b.v. outrun, mishear, overhang of overdo), zet dan datzelfde voorvoegsel voor de vormen van dat werkwoord.

to outrun - outran - outran (van to run - ran - run)
to mishear - misheard - misheard (van to hear - heard - heard)
to overhang - overhung - overhung (van to hang - hung - hung)
to overdo - overdid - overdone (van to do - did - done)

C1


C1

C2


C2

 

12-11-2020 - 04-03-2022