PERSONAL PRONOUNS (PERSOONLIJK VOORNAAMWOORDEN)
Bekijk hieronder tot op welk niveau je de uitleg zou moeten bekijken...
|
LINKS Ga naar alle verschillende soorten oefeningen over dit grammatica-onderwerp |
A1
Subject Pronouns (Persoonlijk Voornaamwoord dat Onderwerp van de Zin is)
Als je een zin ontleedt heeft die bijna altijd een onderwerp. Dit is het zinsdeel waarvan iets wordt meegedeeld en dat in persoon en getal met het vervoegde werkwoord overeenkomt, bv. 'I' in 'I give you a book'). Een onderwerp kan van alles zijn: "de kast", "die meneer daar", "alle kaarten in een spel", maar ook ieder persoonlijk voornaamwoord.
De Subject Pronouns in het Nederlands en Engels zijn:
1e persoon enkelvoud | ik | I* |
2e persoon enkelvoud | jij | you |
3e persoon enkelvoud | hij | he** |
3e persoon enkelvoud | zij | she** |
3e persoon enkelvoud | het | it |
1e persoon meervoud | wij | we |
2e persoon meervoud | jullie | you |
3e persoon meervoud | zij | they |
* = Let op, "I" is in het Engels altijd met een hoofdletter, ook middenin een zin.
** = Als je niet weet of het een her of him betreft (of wanneer je gender-neutraal wilt schrijven) kun je gebruik maken van they. Ja, echt!
A1+
Object Pronouns (Persoonlijk Voornaamwoord dat Lijdend of Meewerkend Voorwerp van de Zin is)
Als je een zin ontleedt heeft die soms ook een lijdend voorwerp of meewerkend voorwerp. Een lijdend voorwerp is het zinsdeel dat de werking ondergaat die door onderwerp en gezegde wordt uitgedrukt, bv. 'a book' in 'I give you a book'. Een meewerkend voorwerp is het zinsdeel waarop de werking gericht is die door onderwerp en gezegde wordt uitgedrukt (aan/voor wie iets gebeurt), bv. 'you' in 'I give you a book'. Die kun je ook door een persoonlijk voornaamwoord vervangen, maar die hebben een andere vorm dan de persoonlijk voornaamwoorden die een onderwerp vervangen.
Als persoonlijk voornaamwoorden een onderwerp (Engels "subject") vervangen heten ze Subject Pronouns. Wanneer ze een lijdend voorwerp (Engels "direct object") of meewerkend voorwerp (Engels: "indirect object") vervangen heten ze Object Pronouns.
De Object Pronouns in het Nederlands en Engels zijn:
1e persoon enkelvoud | mij | me |
2e persoon enkelvoud | jou | you |
3e persoon enkelvoud | hem | him** |
3e persoon enkelvoud | haar | her** |
3e persoon enkelvoud | het* | it |
1e persoon meervoud | ons | us |
2e persoon meervoud | jullie | you |
3e persoon meervoud | hen | them |
* = Dit wordt in het Nederlands niet zo vaak gebruikt (we gebruiken meestal gewoon "hem" of "haar").
** = Als je niet weet of het een him of her betreft (of wanneer je gender-neutraal wilt schrijven) kun je gebruik maken van them. Ja, echt!
Voor als je nieuwsgierig bent: Deze verschillende vormen zijn een overblijfsel van toen Engels, meer dan duizend jaar geleden, nog naamvallen had. Net als Duits. Lijdend voorwerp staat in de 4e naamval, meewerkend voorwerp staat in de 3e naamval. Het onderwerp staat staat in de 1e naamval. Beide voorwerp versies van de persoonlijk voornaamwoorden wijken daardoor af van de onderwerp versie.
A2
A2
A2+
A2+
B1
B1
B1+
B1+
B2
B2
B2+
B2+
C1
C1
C2
C2