RELATIVE CLAUSES (BETREKKELIJKE BIJZINNEN)


Bekijk hieronder tot op welk niveau je de uitleg zou moeten bekijken...

Als je op begin brugklas niveau zit: bekijk t/m A1
Als je op 1HM niveau zit: bekijk t/m A1+
Als je op 2M of 1AH niveau zit: bekijk t/m A2
Als je op 2HM niveau zit: bekijk t/m A2+
Als je op 2AH, 3M, 3H of 4M niveau zit: bekijk t/m B1
Als je op 3A niveau zit: bekijk t/m B1+
Als je op 4H, 4A of 5H niveau zit: bekijk t/m B2
Als je op 5A niveau zit: bekijk t/m B2+
Als je op 6A niveau zit: bekijk t/m C1
Als je ook boven 6A niveau wilt zien: bekijk t/m C2

LINKS

Ga naar alle verschillende soorten oefeningen over dit grammatica-onderwerp

A1


A1

A1+


A1+

A2


A2

A2+


Who, Which en That

In het Engels worden de woorden "who" en "which" gebruikt om een hoofdzin en een bijzin samen te voegen. Ze maken het mogelijk om extra informatie te geven over iets wat in de hoofdzin staat. Die extra informatie staat in een zogenaamde betrekkelijke bijzin, die begint met een betrekkelijk voornaamwoord. In het Nederlands zijn die betrekkelijke voornaamwoorden bijvoorbeeld "die" en "dat".

This is a a house. Jack built the house...
...wordt: This is the house which Jack built

Who gebruik je bij een verwijzing naar personen.
Which gebruik je bij een verwijzing naar dieren en dingen (eigenlijk alles behalve personen).
Je mag meestal ook that gebruiken in plaats van who of which (uitleg over wanneer niet vind je bij B1+ en B2 hieronder).
The boy who/that visited me was stupid
A dog which/that licks itself is disgusting

Nederlanders hebben vaak de neiging what te gebruiken, maar dat mag niet bij betrekkelijke bijzinnen. What mag alleen gebruikt woorden in vraagzinnen.

B1


Who, Which, That, Whose, Where, When en Why

Who en that worden gebruikt voor personen.

There is the boy who scored the winning goal
She is the girl that won the mathematics competition

Which en that worden gebruikt voor dieren en dingen.
Fikkie is the dog which bit my hand
In that direction you can see the house that Harry grew up in

Whose wordt gebruik om bezit aan te geven (en geldt niet alleen voor personen maar ook dingen!).
John was the man whose bike was stolen
That is the house whose roof was blown off

Where wordt gebruikt voor plaatsen.
Vatican City is the country where the pope lives

When wordt gebruikt voor tijden.
The Second World War was when many people were afraid

Why wordt gebruikt voor redenen.
This is the reason why I broke my leg

Weglaten

Soms mag je who/which/where/that helemaal weglaten. Dat mag wanneer er een zelfstandig naamwoord of voornaamwoord direct achter komt (= als het niet het grammaticaal onderwerp van de betrekkelijke bijzin is).

The person (who/that) I wanted to meet never showed up
The item (which/that) the shop sold is now no longer for sale
The place (where) King Alfred got shot is now the location of a church

Vergelijk dit met een aantal zinnen waar je deze woorden niet weg mag laten:
The girl who/that lives next door is really smart
A dogs which/that licks its balls is disgusting

B1+


Beperkende Bijzinnen

We gebruiken een beperkende bijzin (Engels: defining relative clause) om belangrijke informatie te geven over de persoon/ding/plaats/tijd in de eerste helft van de zin. Zonder deze bijzin slaat de zin nergens op, of verandert de betekenis. Je gebruikt er geen komma's bij!

We have the products which you want to buy (je kunt "which you want to buy" niet weglaten want dan weet je niet meer over welke producten het gaat, dus je mag "which" hier door "that" vervangen)

Uitbreidende Bijzinnen

We gebruiken een uitbreidende bijzin (Engels non-defining relative clause) om extra, niet belangrijke informatie over de eerste helft van de zin te geven. Dit type bijzin staat altijd tussen komma's. Als je deze bijzin weglaat verandert de betekenis van de zin niet.
Belangrijk om te weten is dat je bij deze niet-uitbreidende betrekkelijke bijzinnen who, which, whose, where en when mag gebruiken, maar nooit that!

This man, who is 90 years old, is my best friend (je kunt "who is 90 years old" gewoon weglaten, dus je mag "who" niet door "that" vervangen, en je moet wel komma's gebruiken)

Kijk eens naar het betekenisverschil tussen de volgende twee zinnen:
They have two sons who are doctors
They have two sons, who are doctors

In de tweede zin mag je "who" niet door "that" vervangen; in de eerste wel.

B2


B2

B2+


Whom

In plaats van who hoor je whom te gebruiken wanneer het wordt gebruikt als het (lijdend of meewerkend) voorwerp van een voorzetsel.
Wanneer er een voorzetsel vóór staat mag het niet worden weggelaten, noch vervangen door "that". Dit komt door de invloed van het voorzetsel in pre-positie.

The man to whom I talked
The man to that I talked
The man to I talked

Wanneer er een voorzetsel ná staat mag het worden weggelaten, of vervangen door "who" of "that".
The man whom I talked to
The man who I talked to
The man that I talked to
The man I talked to

Je hoort whom ook in plaats van who te gebruiken wanneer het een (lijdend of meewerkend) voorwerp van een werkwoord is.
Whom do you believe?

Voortzetsels kunnen ook voorkomen met betrekkelijke bijwoorden zoals some/many/most of which/whom, the first/last of which/whom, in which case/point en for which reason.
The class is full of lazy people, some of whom will graduate anyway
There were many apples in the basket, some of which were rotten
The moonlit beach was full of freshly hatched baby turles, most of which will not make it to adulthood
They may try to steal the precious diamond, in which case you need to call the police
Many students fail their tests, for which reason I tell them to start studying on time

C1


C1

C2


C2

25-11-2020 - 06-06-2022