REPORTED SPEECH (INDIRECTE REDE)


Bekijk hieronder tot op welk niveau je de uitleg zou moeten bekijken...

Als je op begin brugklas niveau zit: bekijk t/m A1
Als je op 1HM niveau zit: bekijk t/m A1+
Als je op 2M of 1AH niveau zit: bekijk t/m A2
Als je op 2HM niveau zit: bekijk t/m A2+
Als je op 2AH, 3M, 3H of 4M niveau zit: bekijk t/m B1
Als je op 3A niveau zit: bekijk t/m B1+
Als je op 4H, 4A of 5H niveau zit: bekijk t/m B2
Als je op 5A niveau zit: bekijk t/m B2+
Als je op 6A niveau zit: bekijk t/m C1
Als je ook boven 6A niveau wilt zien: bekijk t/m C2

LINKS

Ga naar alle verschillende soorten oefeningen over dit grammatica-onderwerp

A1


A1

A1+


A1+

A2


A2

A2+


A2+

B1


Wat de indirecte rede (rede = manier van spreken, niet een "reden" om iets te doen) is, is allicht het beste uit te leggen aan de hand van een voorbeeld.
Directe rede:

Ze zei: "Dit is moeilijk." -- She said: "This is difficult."

Indirecte rede:
Ze zei dat dit/het moeilijk was. -- She said (that) this/it was difficult.

Grammaticaal gezien wordt die losse zin uit de directe rede (dat stukje tussen aanhalingstekens) een bijzin in de zin in de indirecte rede.
Bij een introductory clause in de tegenwoordige tijd (b.v. "he says") veranderen alleen de persoonlijke voornaamwoorden, en eventueel de werkwoorden in de derde persoon enkelvoud. De tijd van de werkwoorden verandert NIET.
He says, "I speak English." -- He says (that) he speaks English ("I" wordt "he", en "speak" wordt "speaks" omdat dat bij "he" past)

Bij een introductory clause in de verleden tijd (b.v. "he said") verandert ook de grammaticale tijd van de zin. Dit heet een backshift (maar dat mag je meteen weer vergeten :-)

Present simple(OTT)
Wordt past simple

He said, "I am happy" -- He said (that) he was happy

Past simple(OVT)
Wordt past perfect
He said, "I was happy" -- He said (that) he had been happy

Present perfect (VTT)
Wordt ook past perfect
He said, "I have been happy" -- He said (that) he had been happy

Past perfect (VVT)
Blijft past perfect
He said, "I had been happy" -- He said (that) he had been happy

Opmerkingen:
De werkwoorden could, should, would, might, must, needn't, ought to en used to veranderen doorgaans niet.
He said, "She might be right" -- He said she might be right

Het "that" mag worden weggelaten.

 

Bepalingen van Plaats en Tijd

In zinnen staan soms ook bepalingen van plaats en tijd. Die horen ook te veranderen...
today -- that day
now -- then
yesterday -- the day before
...days ago -- ...days before
last week/month/etc. -- the previous week/month/etc.
next week/month/etc. -- the following week/month/etc.
tomorrow -- the next day / the following day
here -- there
this -- that
these -- those
last night -- the night before

Verdere Verfijningen van de Indirecte Rede

Met het werkwoord "say" hoef je niet aan te geven tegen wie iets wordt gezegd.

He said he had been there

Met het werkwoord "tell" moet je wel aangeven tegen wie iets wordt gezegd.
He told John he had been there

Als je een vraag in de indirecte rede zet, verdwijnt het vraagteken. Als er geen vragend voornaamwoord (who, what, how, etc.) in de vraag zit, gebruik je if of whether in plaats van "that". We gebruiken ook geen "do" in vragen in de indirecte rede. Onderwerp en werkwoord wisselen ook niet van plaats.
Mary asked, "can I join?" -- She asked if/whether she could join
John asked, "what do I need to do?" -- John asked what he needed to do ("do" is weg)
Judith asked, "do you read books?" -- Judith asked if I read books ("do" is weg)
They asked, "who is she?" -- They asked who she was
"Shut up!" -- He told me to shut up
She said, "Say hello to your mother" -- She asked me to say hello to my mother

B1+


Commando's in de Indirecte Rede

Bij commando's in the indirecte rede gebruiken we (not) to + infinitief. Als werkwoord gebruik je ask of tell, waarbij tell de sterker commanderende variant is.

"Go away," he said -- He asked me to go away (verzoek) / He told me to go away (commando)

B2


Andere Rapporterende Werkwoorden en Structuren

Een compleet overzicht van alle reporting verbs met verschillende grammaticale opbouw:

Alleen een werkwoord bij add.

He added (that) he was going away

Werkwoord + (not) to + infinitief bij agree, announce, claim, complain, demand, explain, deny, offer, threaten, promise en refuse.
He agreed to go with them
I offered to help my sister

Werkwoord + voorwerp + (not) to + infinitief bij advise, ask, forbid, inform, instruct, invite, order, recommend, remind, tell en warn.
She advised him to buy tickets in advance
The teacher instructed us to do the activity

Werkwoord + gerund bij admit, advise, deny, recommend, regret en suggest.
The thief admitted stealing the crown jewels

Werkwoord + voorzetsel + gerund bij apologise for, confess to, insist on en object to.
The visitors apologised for arriving late

Werkwoord + voorwerp + voorzetsel + gerund bij accuse somebody of, blame somebody for, congratulate somebody on, criticise somebody for en warn somebody against.
They accused the driver of cutting them off

Werkwoord + vragend voornaamwoord (of if/whether) bij ask, want to know en wonder.
Romeo wanted to know if Juliet really loved him

B2+


Andere Werkwoordstijden

Present Continuous
Wordt past continuous

He said, "I am walking" -- He said (that) he was walking

Past Continuous
Wordt past perfect continuous
He said, "I was walking" -- He said (that) he had been walking

Past Perfect Continuous
Blijft past perfect continuous
He said, "I had been walking" -- He said (that) he had been walking

Future met going to
Wordt was/were going to
He said, "I am going to leave" -- He said (that) he was going to leave
He said, "We are going to leave" -- He said (that) they were going to leave

Future met will
Wordt would
He said, "I will leave" -- He said (that) he would leave

Conditional met would
Blijft would
He said, "I would leave" -- He said (that) he would leave

C1


C1

C2


C2

26-11-2020 - 03-02-2021