NEGATIONS (ONTKENNENDE ZINNEN)
Bekijk hieronder tot op welk niveau je de uitleg zou moeten bekijken...
|
LINKS Ga naar alle verschillende soorten oefeningen over dit grammatica-onderwerp
Bekijk ook informatie over hulpwerkwoorden |
A1
A1
A1+
Ontkennende Zinnen in de Present Simple (Onvoltooid Tegenwoordige Tijd)
Je maakt een zin in de Present Simple ontkennend door does not (na he, she of it) of do not (na alle andere persoonlijk voornaamwoorden) tussen het onderwerp en het hoofdwerkwoord te zetten. Heel belangrijk (en dat vergeten veel mensen!) is dat het hoofdwerkwoord vervolgens altijd in de infinitief moet staan (want de vervoeging van het werkwoord gaat naar de vorm van het werkwoord do)! Op deze wijze zeg je dat iets geen feit of gewoonte is.
They love sports - They do not love sports
She loves horses - She does not love (NIETloves!) horses
Ontkennende Zinnen in de Present Perfect (Voltooid Tegenwoordige Tijd) met Never
Je maakt een zin in de Present Perfect ontkennend door never na have/has te zetten. Dit betekent dan "nooit in je leven".
John has been on holiday to Madagascar - John has never been on holiday to Madagascar
The princess has kissed a frog - The princess has never kissed a frog
Ontkennende Zinnen in de Past Simple (Onvoltooid Verleden Tijd)
Je maakt een zin in de Past Simple ontkennend door did not te gebruiken en het hoofdwerkwoord in de infinitief te zetten. Dit geeft dan aan dat iets niet is gebeurd in het verleden.
They loved sports - They did not love (NIETloved!) sports
She loved horses - She did not love (NIETloved!) horses
Ontkennende Zinnen in de Present Simple (Onvoltooid Tegenwoordige Tijd) met To Be
Je maakt een zin in de Present Simple met het werkwoord To Be ontkennend door not (of n't) achter de vorm van het werkwoord to be te zetten.
John is silly - John is not silly / John isn't silly
The dogs are aggressive - The dogs are not aggressive / The dogs aren't aggressive
Ontkennende Zinnen in de Past Simple (Onvoltooid Verleden Tijd) met To Be
Je maakt een zin in de Past Simple met het werkwoord To Be ontkennend door not (of n't) achter de vorm van het werkwoord to be te zetten.
John was silly - John was not silly / John wasn't silly
The dogs were aggressive - The dogs were not aggressive / The dogs weren't aggressive
Ontkennende Zinnen met Have Got
Je maakt een zin met Have Got ontkennend door not (of n't) tussen have en got te plaatsen.
John has got a modern smartphone - John has not got a modern smartphone / John hasn't got a modern smartphone
They have got a house with a swimming pool - They have not got a house with a swimming pool / They haven't got a house with a swimming pool
A2
Ontkennende Zinnen in de Present Perfect (Voltooid Tegenwoordige Tijd) met Already en Yet
Je maakt een zin in de Present Perfect met already of yet ontkennend door not na have/has te zetten.
John has been on holiday to Madagascar already - John has not been on holiday to Madagascar already
The princess has kissed a frog - The princess has not kissed a frog yet
Je kunt yet niet in een stellende (gewone) zin gebruiken, maar alleen in vraagzinnen en ontkennende zinnen.
A2+
A2+
B1
B1
B1+
Ontkennende Zinnen in de Present Perfect Continuous (Duurvorm in de Voltooid Tegenwoordige Tijd)
Je maakt een zin in de Present Perfect Continuous ontkennend door not na have/has te zetten.
I have been waiting at the dentist for hours - I have not been waiting at the dentist for hours / I haven't been waiting at the dentist for hours
John has been studying hard all night - John has not been studying hard all night / John hasn't been studying hard all night
B2
De Twee Algemene Regels voor het Ontkennende Maken van Alle Zinnen
Hierboven zijn een behoorlijk aantal regeltjes gegeven over hoe je zinnen ontkennend kunt maken. Maar al die regels zijn in twee wat algemenere regels te vangen. Hiervoor moet je kijken of een zin een hulpwerkwoord heeft of niet (zie de link, rechtsboven, naar de informatie over hulpwerkwoorden).
1) De regel voor zinnen MET een hulpwerkwoord (inclusief 'normale' werkwoorden die functioneren als een hulpwerkwoord - to do, to have en to be): Zet not of n't achter het eerste hulpwerkwoord.
Pete can swim - Pete cannot swim / Pete can't swim
Jack and Jill could climb that hill - Jack and Jill could not climb that hill / Jack and Jill couldn't climb that hill
Mary is silly - Mary is not silly / Mary isn't silly
Elvis has left the building - Elvis has not left the building / Elvis hasn't left the building
2) De regel voor zinnen ZONDER een hulpwerkwoord (er zijn honderden zoniet duizenden gewone werkwoorden): Zet een vorm van to do en not (of n't na het onderwerp, gevolgd door de infinitief van het hoofdwerkwoord.
Romeo loves Juliet - Romeo does not love Juliet / Romeo doesn't love Juliet
Pete has an electric guitar - Pete does not have an electric guitar / Pete doesn't have an electric guitar (have geeft in deze zin bezit aan en is dus geen hulpwerkwoord)
Tolkien wrote "The Lord of the Rings" - Tolkien did not write "The Lord of the Rings" / Tolkien didn't write "The Lord of the Rings"
B2+
B2+
C1
C1
C2
C2